• Het weiland waarin de voormalige kleedkamer van GWL staat, is tegenwoordig een wateroverloopgebied voor het industrieterrein Pavijen.
• Het weiland waarin de voormalige kleedkamer van GWL staat, is tegenwoordig een wateroverloopgebied voor het industrieterrein Pavijen. Foto: Richard van der Velde

Thuishonk GWL in verval

culemborg • Hun thuishonk van de voetbalvereniging was een weiland aan de Beesdseweg. Een stukje van hun bolwerk, de voormalige kleedruimte, is nog steeds te ‘bewonderen’ langs de N320, in het weiland naast Middelkoop-keukencentrum. Het is maar de vraag hoe lang nog, want het dak staat op instorten.

Tijd om toch maar eens in de historie duiken. De club werd op 24 juni 1934 opgericht en heette toen Wilskracht. Omdat het geen aansprekende naam was, werd dat een jaar later omgezet in Groen-Witte Leeuwen. De initiatiefnemers en veel clubleden kwamen uit de omgeving van de Steenovenlaan in de Leerdamse buurt, vlakbij de Veerweg. Deze buurt ontleende zijn naam aan glasblazers uit Leerdam, die in de negentiende eeuw werkten in de glasfabriek van de jeneverstokerij De Hoop van de familie van Hoytema.

Van boer Huigen werd een stuk weiland aan de Beesdseweg gehuurd. Daarop stond al een stenen stalletje, dat snel werd omgetoverd tot kleedruimte. Er werd een schot in gezet, zodat de elftallen gescheiden konden omkleden. Zelfs voor de scheidsrechter was er een hokje gemaakt. Als je het vervallen ‘kleedlokaal’ nu ziet, kun je nauwelijks voorstellen dat er plaats was voor zoveel mannen. Stromend water was er natuurlijk niet en het was toen heel gewoon dat je je waste in de nabijgelegen sloot. Kom daar nu maar eens om.

Door Gartie Peterse werd een ‘koek en zopie’ tent naast het gebouwtje neergezet, dat diende als kantine.
Doordeweeks liepen er op het veld koeien. Op zondag moest er van het weiland een voetbalveld worden gemaakt. Dus doelen plaatsen en met witkalk de lijnen trekken.
Om bij de ‘grote’ bond (KNVB ) te mogen spelen, moest het bestuur van GWL zorgdragen voor een fatsoenlijk speelveld. Zodoende werden net voor de oorlog de ondiepe greppels in het voormalige weiland gedicht. De in die dagen bekende Culemborger Ot Wijnen was de eerste voorzitter, maar werd al spoedig opgevolgd door ‘geldschieter’ Dorus Wijnen. Hij was vrijgezel, had een gewone baan bij Gispen, maar ‘sponsorde’ wel 700 gulden voor een houten keet die bij De Doelen vandaan werd gehaald. Dit werd het eerste clubgebouw en stond schuin achter de kleedruimte, vlakbij de weg.

GWL kreeg nooit meer dan 40 á 50 man leden. Het gevolg hiervan was dat de spelers de reiskosten bij uitwedstrijden zelf moesten bekostigen, dat i.t.t. de leden van de andere twee “rijkere” clubs in Culemborg.
Er konden hooguit twee teams worden opgesteld. Spelend in de Brabantsche Voetbalbond speelde GWL in de competitie vaak tegen reserve-elftallen van andere clubs.

In 1940 was de trainer van de hoofdmacht Teunis de Ruiter, die later werd vervangen door Velox-trainer Van Asten. Twee jaar later slaagde hij er met GWL in, ondanks het geringe aantal spelers, om vanuit de onderafdeling Brabant te promoveren naar de vierde klasse van de Nederlandsche Voetbalbond. Daarvoor waren twee beslissingswedstrijden noodzakelijk tegen SCZ uit Zoelen. Het kampioensfeest van GWL werd uitbundig gevierd in café Teuterberg in Zoelen.

Doordeweeks liepen er koeien op het veld van de Groen Witte Leeuwen

Het kampioenselftal van de GWL uit 1942: v.l.n.r. Jan Koedam, Drikus Hey, Jans Ooms, Hans Uittenbogaard (“ De Duim”) , Kees (“Kele”) Verkerk, Henk van Haaren, Klaas Eegdeman. Midden: Henk Koopman, Dirk Hey en Henk (“Hein”) van der Lingen. Zittend: Jo van Hoogwaarden, keeper Arie van der Winkel en Karel Hey. Let op de Culemborgse watertoren op de achtergrond!

Tijdens de oorlogsjaren was het erg moeilijk om een representatief op het veld te brengen. Na promotie, in het seizoen 1942/43, presteerde GWL nog naar behoren in de 4e klasse M van het district I van de Nederlandsche Voetbalbond en eindigde op de zesde plaats. In het daaropvolgende seizoen 1943/44 was er in Nederland sprake van een noodcompetitie, waarbij geen enkele club kon degraderen. GWL kon zelfs geen elftal opstellen. 

De secretaris Karel Kerkhof had zijn handen vol om alles in goede banen te leiden. Het gebeurde meermalen dat de spelers van GWL in de oorlog voor de Arbeidsinzet naar Duitsland werden gestuurd. Twee van hen kwamen er zelfs om het leven: Arnold en Jan Wijnen, waarvan van de eerste, een broer van de clubvoorzitter, nooit het stoffelijke overschot is gevonden.

Soms werden ze ook dichtbij huis tewerkgesteld. Ze werden daar verplicht te werken voor de Duitse Organisation Todt, die toen kantoor hielden in het Culemborgse Seminarie aan de Ridderstraat. De Duitsers organiseerden ook wel eens voetbalwedstrijden tussen hun eigen elftal en hun Culemborgse werknemers die lid waren van GWL, Vriendenschaar of Fortitudo. Na de oorlog werden spelers van de twee laatstgenoemde clubs voor die bereidwilligheid langdurig door hun club geschorst. Door gebrek aan spelers stonden bij GWL die ‘overtreders’ wel bij uitwedstrijden in het veld. Op het wedstrijdformulier stonden dan wel andere namen vermeld. Het seizoen 1944/45 werd er door al het oorlogsgeweld natuurlijk niet gevoetbald.

In 1946 verlieten de twee beste spelers, Klaas Eegdeman en Henk van Haaren, de club en dat was het begin van het einde voor GWL en daarna ging het sportief en financieel snel achteruit. Toen er in juni 1950 nog te weinig leden waren om de club in stand te houden, werd door het bestuur besloten om GWL op te heffen. Vanwege de grote rivaliteit tussen de Culemborgse voetbalclubs (supporters van Vriendenschaar en Fortitudo noemden GWL spottend De Gore Wandluizen) , besloten de meeste overgebleven spelers zich te laten overschrijven naar GVV in Geldermalsen.